Voorgenomen wetswijziging geeft corporaties belangrijke rol in het middenhuursegment

4 april 2019

Voorgenomen wetswijziging versoepeling markttoets

Op dinsdag 2 april jl. nam de Tweede Kamer een motie aan om de markttoets te versoepelen voor woningen met huren tot 1.000 euro per maand. Dit betekent dat corporaties binnen de regelgeving weer mogen investeren in het middenhuursegment. De corporatiebranche heeft positief gereageerd. De motie wordt later deze maand behandeld in de Eerste Kamer. 

De enorme opgave in het middenhuursegment
Het woningtekort in Nederland is opgelopen tot 263.000 woningen en de opgave in het middenhuursegment is groot. In veel gemeenten bouwen marktpartijen uit de private sector onvoldoende huurwoningen bij, met name in het segment tot 1.000 euro. Door regelgeving te versoepelen krijgen corporaties de mogelijkheid te investeren in dit segment en daarbij een belangrijke rol in het terugdringen van de tekorten.

Meer investeringen in zowel bestaand als nieuw bezit
De versoepeling van de markttoets biedt corporaties de mogelijkheid te investeren in zowel bestaand als nieuw bezit met huren tot 1.000 euro. Dat corporaties dat ook graag willen bleek eerder dit jaar reeds uit onderzoek van adviseur Capital Value. Meer dan de helft van de ondervraagde corporaties gaf in dit onderzoek aan graag een rol te willen spelen in het middenhuursegment omdat marktpartijen dit onvoldoende doen.

Artikel 44C
Bij investeringen in niet-DAEB bezit, zowel bestaand als nieuwbouw, dienen corporaties alsnog rekening te houden met de regelgeving uit artikel 44C van de Woningwet, waarin de markttoets omschreven staat. De wetswijziging betreft een aanpassing van dit artikel. In de nieuwe tekst is opgenomen dat een toegelaten instelling een verzoek moet indienen bij de Minister indien zij niet-DAEB activiteiten wenst te verrichten (bouwen of verwerven) en dat de Minister goedkeuring mag onthouden indien naar haar oordeel:

a. de voorgenomen werkzaamheden niet noodzakelijk zijn ter uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente waarin deze werkzaamheden zullen plaatsvinden; 

b. niet is nagegaan welke anderen dan toegelaten instellingen of samenwerkingsvennootschappen de voorgenomen werkzaamheden wensen te verrichten; of 

c. de toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap onvoldoende vermogen beschikbaar heeft om de verplichtingen die volgen uit de werkzaamheden te kunnen opvangen.

Op dit moment is nog onbekend wanneer de wetswijziging van kracht zal worden. 

« Terug naar het overzicht